Dit hoofdstuk uitprinten

Inhoud

  1. Inleiding
  2. Sir James Clark Ross
  3. Adrien de Gerlache
  4. Robert Scott
  5. Sir Ernest Shackleton
  6. Roald Amundsen
  7. Sir Douglas Mawson


Robert Scott



afbeelding 3.4.1
Robert Scott (klik voor vergroting)

Na de mislukte Discovery-expeditie was Robert Falcon Scott vastbesloten een nieuwe poging te wagen om als eerste op de geografische zuidpool te staan. Zeker nu zijn rivaal Ernest Shackleton er zo dicht bij was geweest. Maar toen de Terra Nova in het Australische Melbourne een tussenstop maakte, ontving Scott een telegram van Roald Amundsen. Geheel onverwacht was ook Amundsen van plan naar de pool te trekken. De wedstrijd was begonnen. De inzet: eeuwige roem.

Op 4 januari 1911 bereikte de Terra Nova de MacMurdo Sound. Omdat Hut Point, waar de Discovery-expeditie tien jaar eerder verbleef, door pakijs onbereikbaar was, koos Scott Cape Evans, eveneens op Ross Island, als winterkwartier. Bij het uitladen van het schip, brak één van de drie motorsledes door het ijs en verdween in de diepte. Toen Scott samen met Cecil Meares een bezoekje bracht aan Hut Point, ontdekte hij dat er een raampje van de barak openstond. De sneeuw die de barak was binnengewaaid, was inmiddels bevroren zodat het interieur van de hut uit een reusachtige klomp ijs bestond. De vorige expeditie die gebruik had gemaakt van Hut Point was deze van... Ernest Shackleton. En die was al niet de beste vriend van Scott.

Eind januari vertrok de Terra Nova weer naar Nieuw-Zeeland. Onderweg zouden Victor Campbell, Raymond Priestley, Murray Levick, Frank Browning, Harry Dickason en George Abott afgezet worden in King Edward VII Land om er geologisch onderzoek te verrichten. Omdat King Edward VII Land onbereikbaar was, gingen ze aan land in Cape Adare. Griffith Taylor, Frank Debenham, Charles Wright en Edgar Evans verlieten ook het schip om wetenschappelijk onderzoek te doen in het gebergte van Victoria Land. Ondertussen ging de rest van de expeditie op weg om voedseldepots aan te leggen. Al snel werd duidelijk dat de pony's zich beter thuisvoelden op grassige weiden dan in ijzige sneeuwvlakten. Ze zakten door de zachte sneeuw en raakten nauwelijks vooruit. Door het slechte weer moest Scott voortijdig rechtsomkeert maken. Het laatste voedseldepot, One Ton Depot, werd opgezet op 79°28' zuiderbreedte. Het was de bedoeling dat dit depot voorbij de 80e breedtegraad moest komen. Op de terugweg naar Cape Evans verdwenen opeens de honden van Meares en Scott in een gletjerspleet. De slede kwam gelukkig aan de rand van de kloof tot stilstand. Zes honden hingen aan hun tuig boven de afgrond. Twee andere waren uit hun tuig gegleden en waren wat dieper op een sneeuwbrug terechtgekomen. Uiteindelijk konden alle honden gered worden. De paarden hadden minder geluk. Ze stierven met bosjes. Op 28 maart kreeg "Weary Willy" het moeilijk. Scott, Lawrence Oates en Tryggve Gran probeerden de pony terug op de been te krijgen. Ze kregen wat later gezelschap van de achtergebleven Teddy Evans, Robert Forde en Patrick Keohane. Ondertussen zetten Henry Bowers, Thomas Crean en Apsley Cherry-Garrard met de vier overgebleven paarden hun tocht voort. Ze verlieten de Ross Ice Shelf en probeerden Cape Evans via het zee-ijs te bereiken. Maar plots brak het ijs en bevonden ze zich op een ijsschots die van het land wegdreef. Eén van de pony's was al verdwenen. Er zat niets anders op dan van schots naar schots te springen. Later konden ook twee pony's gered worden.

Op 15 maart kwamen Taylor, Debenham, Wright en Evans terug van hun expeditie in het gebergte van Victoria Land. In april hadden al tien van de negentien pony's de geest gegeven. En de tocht naar de geografische zuidpool moest nog beginnen. Op 27 juni 1911, midden in de winter, vertrokken Edward Wilson, Bowers en Cherry-Garrard naar Cape Crozier om er een bezoek te brengen aan de grote broedplaats van keizerspinguïns. Het werd een verschrikkelijke tocht, door Cherry-Garrard omschreven als 'The worst journey in the world'. Tijdens hun vijf weken durende tocht in de duisternis van de poolnacht, moesten ze temperaturen van -50° Celsius verduren. Een nacht vroor het zelfs -61° Celsius. Blizzards stelden hun uithoudingsvermogen zwaar op de proef. Op 2 augustus waren ze terug in Cape Evans, mét eieren van de keizerspinguïn.



afbeelding 3.4.2
Scott met zijn team op de zuidpool.

De grote dag was aangebroken. Op 1 november vertrokken twaalf expeditieleden en tien pony's richting geografische zuidpool. Een week eerder al hadden Bernard Day, William Lashly, F.J. Hooper en Teddy Evans Cape Evans met de twee motorsledes verlaten. Maar die motorsledes lieten het al snel afweten. Op 5 december werden ze opgehouden door een blizzard. Vier dagen hield het noodweer hen in de tenten. Toen ze de voet van de Beardmore Glacier bereikten, waren alle paarden de pijp uit. Twaalf man (Day, Hooper, Meares en Dimetri Gerof waren teruggekeerd naar Cape Evans) begonnen aan de lastige beklimming. Op 20 december 1911, ze waren bijna boven, stuurde Scott Atkinson, Cherry-Garrard, Keohane en Wright terug. Hetzelfde deed hij op 3 januari 1912 met Teddy Evans, Lashly en Crean. Ze waren erg ontgoocheld. De overgebleven mannen (Scott, Wilson, Bowers, Oates en Edgar Evans) bereikten op 6 januari 1912 het punt waar Shackleton in 1909 moest terugkeren. Nu was de pool niet ver meer. Alleen, was Amundsen hem niet voor geweest?

Op 16 januari zag Bowers in de verte iets zwarts wapperen. Het bleek een vlag te zijn die aan een stang van een slede was bevestigd. In de buurt van een verlaten kampeerplaats zagen ze sporen van sledes en ski's in twee richtingen en indrukken van veel hondenpoten. Dit kon maar een ding betekenen: Amundsen had als eerste de geografische zuidpool bereikt. Twee dagen later stonden ook Scott, Wilson, Bowers, Oates en Evans op de plaats waar ze als eersten wilden staan. In een tentje vonden ze een bericht van Amundsen aan Scott. De ontgoocheling was immens. En nu moesten ze nog eens zo ver terug.

Op de terugweg hadden ze het weer niet mee. Het was stukken kouder en ze hadden allen last van bevroren ledematen. Op 17 februari bleef Evans achter om zijn schoenen beter aan te trekken. Omdat hij zo lang wegbleef, gingen de vier anderen kijken waar hij bleef. Ze vonden hem geknield in de sneeuw. In zijn ogen lag een wilde blik. Evans stierf tijdens de volgende nacht. Ook voor Oates begon de tocht een marteling te worden. Zijn tenen waren bevroren en hij kon de pijn niet meer verdragen. Tijdens een blizzard op 17 maart verliet hij de tent met de mededeling: "Ik ga eventjes naar buiten en misschien blijf ik een poosje weg". Oates werd nooit meer teruggezien. Op 20 maart zetten Scott, Bowers en Wilson voor het laatst hun tent op. Er woedde weer een blizzard. Ze waren slechts op 20 kilometer van One Ton Camp, waar voedsel genoeg was, maar waren te uitgeput om tegen de wind in er naar toe te trekken. De storm bleef maar duren. Scott vond nog de kracht om twaalf afscheidsbrieven te schrijven, onder meer aan zijn vrouw, zijn moeder en de echtgenotes van Wilson en Bowers. Zijn dagboek eindigde met: "In godsnaam, zorg voor onze nabestaanden". De lichamen van Scott, Bowers en Wilson werden op 12 november 1912 gevonden door een reddingsteam onder leiding van Atkinson.



afbeelding 3.4.3
De laatste verjaardag van Scott. Deze aangrijpende foto laat het feest zien dat op 22 juni 1911 werd gehouden bij McMurdo Sound in Antarctica ter ere van de 43ste verjaardag van Robert Scott. Het zou zijn laatste verjaardag zijn. Onder degenen die hier met Scott (in het midden van de foto) aan tafel zitten, bevinden zich ook de vier mannen die negen maanden later tegelijk met Scott om het leven kwamen op weg terug van de zuidpool. Links staat Lawrence Oates, die zijn leven offerde in de hoop hiermee dat van anderen te redden, links van Scott zit Edgar Evans en rechts van hem Edward Wilson. Henry Bowsers zit twee plaatsen van rechts van Wilson.




Ga naar pagina 5...