Dit hoofdstuk uitprinten

Inhoud

  1. Inleiding
  2. Sir James Clark Ross
  3. Adrien de Gerlache
  4. Robert Scott
  5. Sir Ernest Shackleton
  6. Roald Amundsen
  7. Sir Douglas Mawson


Adrien de Gerlache


afbeelding 3.3.1
Foto van Adrien de Gerlache

De man die België een plaats gaf in de geschiedenis van Antarctica was Adrien de Gerlache de Gommery. Hij kreeg het nodige geld bij elkaar, kocht een driemaster, de Belgica, en vond geschikte mensen voor zijn expeditie. Op 16 augustus 1897 vertrok de Belgica vanuit de Antwerpse haven naar het zuiden. Naast matrozen, een chefkok, een monteur en de eerste stuurman (Georges Lecointe), waren er ook wetenschappers aan boord: de Pool Henryk Arctowski (geologie), de Belg Emile Danco (geofysica), de Roemeense zoöloog en botanicus Emile-Gustave Racovitza en nog een Pool, Antoine Dobrowolski, die meteoroloog-assistent was. Twee expeditieleden zouden later wereldberoemd worden: de Amerikaanse arts-fotograaf Frederick Cook, die in Rio de Janeiro aan boord kwam en in 1908 zou beweren als eerste de noordpool te hebben bereikt en de Noor Roald Amundsen die in 1911 als eerste op de geografische zuidpool stond.

Het was de bedoeling van de Gerlache eerst de Weddellzee te onderzoeken, vervolgens koers te zetten naar Victoria Land om er met drie man te overwinteren. Aanvankelijk liep de expeditie zoals gepland. De wetenschappers hielden zich bezig met het meten van de temperatuur van het water en deden dieptepeilingen. Maar op 22 januari 1898 deed zich een drama voor. Het stormde hevig. Huizenhoge golven veranderden het dek in een zwembad. Eén van de spuigaten raakte verstopt, zodat er te veel water op de brug bleef staan. De Noorse matroos August-Karl Wiencke vond dat daar iets aan gedaan moest worden en klom tegen de bevelen in over de reling om zo beter bij het spuigat te kunnen. Hij viel echter overboord en verdronk. Nog meer onheil zou volgen...

Begin februari 1898 bereikte de Belgica het Antarctisch schiereiland. Er werd een zee-engte ontdekt tussen het schiereiland en de kleinere eilandjes (waaronder Anvers-eiland en Brabant-eiland) ten westen ervan. De straat staat nu bekend als de Gerlachestraat. Vele malen gingen de wetenschappers aan land om onderzoek te doen. De hele streek werd in kaart gebracht. Er werden nieuwe planten- en diersoorten ontdekt.



afbeelding 3.3.2
De boot van Adrien de Gerlache

In de hoop nieuw land te ontdekken, voer de Belgica in zuidwestelijke richting langs pakijs. Von Bellingshausen had in 1821 deze streek al verkend maar het pakijs verhinderde hem verder naar het zuiden te varen. Toen de Gerlache op 18 februari 1898 wel een doorgang naar het zuiden vond, was de verleiding natuurlijk erg groot. Hoewel de wetenschappers er niet erg happig op waren, besloot de Gerlache het risico te nemen in de hoop grote ontdekkingen te doen in de open zee die achter het pakijs lag. Maar op 6 maart 1898 kon de Belgica niet meer voor- of achteruit. De expeditie zat op 70° zuiderbreedte ingesloten in het pakijs en daar de winter voor de deur stond, was de kans op bevrijding zo goed als nihil. De Gerlache raakte niet in paniek, integendeel. Hij leek zeer tevreden over de gang van zaken. Voor het eerst overwinterde een expeditie op het Antarctische pakijs. Een buitenkans voor de wetenschap. Of zoals de Gerlache het later uitlegde: "Dankzij onze overwintering beschikt de wetenschap tenminste over meteorologische waarnemingen die uur na uur werden gedaan, een heel jaar lang, dus gedurende een volledige cyclus van 365 dagen". Velen beweren dan ook dat de Gerlache zich doelbewust heeft laten insluiten. Een beslissing die bijna faliekant afliep.

Op 18 mei ging de zon onder om zich enkele maanden niet meer te laten zien: de poolnacht was ingetreden. De expeditie leed erg onder de omstandigheden. Tijdens de poolnacht werd de bemanning aangetast door moedeloosheid, gezwollen ledematen, onregelmatige en zwakke polsslag, hoofdpijn en depressie. Volgens Frederick Cook kwam dit door een combinatie van gebrek aan vers voedsel en zonlicht en geestelijke depressie. "De poolanemie liet verwoestende sporen op ons na", schreef eerste stuurman Lecointe. "Onze gezichten zijn getrokken, diep gegroefd en slaan groenig uit. Onze ogen zijn dof en levensloos. Het kostte slechts een ononderbroken nacht van 1600 uur om oude mannen van ons te maken". Enkele matrozen kregen aanvallen van hysterie en schizofrenie. Voor Emile Danco waren deze extreme omstandigheden ondraaglijk. Na een lange doodsstrijd stierf hij op 6 juni 1898 aan een hartaandoening. Om nog meer rampen te voorkomen, verplichtte Cook de bemanning rauw pinguïn- en robbenvlees te eten.

Tijdens de zomer werd er alles aan gedaan om de Belgica te bevrijden; met springstof trachtte men het ijs te breken, met zagen probeerde men een vaargeul te maken, maar allemaal tevergeefs: het uitgezaagde kanaal vroor onmiddellijk weer dicht. Nu raakte de Gerlache wel in paniek. Een tweede overwintering zou fataal zijn. Maar op 15 februari opende het kanaal zich opnieuw. Al het werk was dus niet vergeefs geweest. De Belgica bereikte op 14 maart 1899 volle zee.




Ga naar pagina 4...